Huidig
bestand
58

ge- -d

  1. maakt een bijvoeglijk naamwoord van een zelfstandig naamwoord
    1. voorzien van het genoemde, met het genoemde
      • hoorn → gehoornd 
      • laars → gelaarsd 
    2. het uiterlijk of de vorm hebbend van het genoemde
      • marmer → gemarmerd 
  • Als het zelfstandig naamwoord zelf al op een -d eindigt, wordt volgens de spellingregels onder 1.2 (b) de afleiding niet met een dubbele d op het eind geschreven.
baard → gebaard d
  • Bij de vervoeging van zwakke werkwoorden wordt het voltooid deelwoord op vergelijkbare wijze gevormd. Daarom heten de met dit omvoegsel gevormde bijvoeglijke naamwoorden ook wel pseudodeelwoorden.