Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prins·ge·zind
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen prinsgezind prinsgezinder prinsgezindst
verbogen prinsgezinde prinsgezindere prinsgezindste
partitief prinsgezinds prinsgezinders -

Bijvoeglijk naamwoord

prinsgezind [2]

  1. sympathie hebbend voor de prins (van Oranje)


enkelvoud meervoud
naamwoord prinsgezind prinsgezinden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de prinsgezindm

  1. een aanhanger van de prins van Oranje
     Daarbij: onze koning heeft zich nooit bijzonder enthousiast uitgelaten over zijn VCL, de middelbare school die hij na twee jaar al weer verliet voor een privé-school in Wales. Ironisch detail is dat een Oranje-troonopvolger nu dagelijks aan de Johan de Wittlaan te vinden is, de raadspensionaris die ooit met instemming van haar verre voorganger door de Prinsgezinden wreed werd omgelegd.[3]
     Ooit was er een fiks cultuurverschil tussen het westelijk en oostelijk gedeelte van Rijssen. In het eerste gebied, beginnend bij de Haarstraat en westwaarts richting Nijverdal en Holten, woonden de agrariërs van protestants-christelijke origine. Dat is anno 2019 nog steeds waar te nemen door de breedte van de Haarstraat waar vroeger de boerderijen met stallen en mesthopen aan de straatzijde stonden. In de tweede omgeving, met als startpunt de Grotestraat en de Wierdensestraat, vonden de meer welgestelden van Rijssen onderdak. Veel handelaren en kooplieden en katholieken. Rond 1800 woonden de prinsgezinden in West en de patriotten (tegenstanders van het Oranjehuis) in Oost.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. prinsgezind op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Amalia's nieuwe school is een tikje elitair” (22-08-2015), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Dick Janssen
    “Grens tussen oost en west herleeft in Rijssen bij herinrichting stadshart” (17-07-2019), Tubantia