• vrien·de·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vriendelijk vriendelijker vriendelijkst
verbogen vriendelijke vriendelijkere vriendelijkste
partitief vriendelijks vriendelijkers -

vriendelijk

  1. met sympathie en respect, zoals passend bij iemand die je goed kent
    • De vriendelijke man achter de toonbank gaf me mijn wisselgeld terug. 
     Ook al zag hij eruit als een wilde heavymetalfan, hij had een vriendelijke toon in zijn stem waardoor ik hem meteen mocht.[2]
     Hij luisterde vriendelijk waarderend, alsof wat ze zei iets was waar hij serieus overna moest denken.[3]
     `Goedendag,' zei Sinterklaas vriendelijk.[4]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. vriendelijk op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 13
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be