Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·vrien·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onvriendelijk onvriendelijker onvriendelijkst
verbogen onvriendelijke onvriendelijkere onvriendelijkste
partitief onvriendelijks onvriendelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

onvriendelijk

  1. niet aardig of vriendelijk, vijandig
    • De onvriendelijke man werd door alle kinderen gemeden. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be