Niet te verwarren met: Flip
  • flip
enkelvoud meervoud
naamwoord flip flippen
verkleinwoord - -

de flipv / m [3] [4] [5] [6]

  1. aandeel Philips
    • Ik wil 100 flippen, 200 olies (koninklijke olie) en 300 klemmen (KLM) 
vervoeging van
flippen

flip

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flippen
    • Ik flip. 
  2. gebiedende wijs van flippen
    • Flip! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flippen
    • Flip je? 
95 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[7]


enkelvoud meervoud
flip flips

flip

  1. mep, tik
  2. tochtje, uitstapje
  3. salto
  4. (AE) genoegen, gunst
  5. (AE) enthousiasteling
  6. (AE), (demoniem), (scheldwoord) Filipijn
vervoeging
onbepaalde wijs to  flip 
he/she/it  flips 
verleden tijd  flipped 
voltooid
deelwoord
 flipped 
onvoltooid
deelwoord
 flipping 
gebiedende wijs  flip 

flip

  1. onovergankelijk vingerknippen
  2. onovergankelijk een salto maken; zwaaien
  3. onovergankelijk, (informeel) doorslaan [3], flippen
  4. overgankelijk meppen
  5. overgankelijk wegtikken
  6. overgankelijk omdraaien, omkeren



flip m

  1. (spreektaal) flipperkast [1]
  2. (spreektaal) 'bad trip' (na inname van drugs) [1]
  3. (spreektaal) angst
    «Quand je retrouvais plus mon passeport à l’aéroport je te dis pas le flip que j’ai ressenti.»
    Toen ik op het vliegveld mijn paspoort niet terug kon vinden, was ik ontzettend bang, dat hou je niet voor mogelijk. [1]