mep
- mep
- In de betekenis van ‘klap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1787 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mep | meppen |
verkleinwoord | mepje | mepjes |
- een klap met de hand of met een mepper
- Hij verkocht de zakkenroller een flinke mep.
vervoeging van |
---|
meppen |
mep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meppen
- Ik mep.
- gebiedende wijs van meppen
- Mep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meppen
- Mep je?
- Het woord mep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mep" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "mep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be