1. schakeling die op een signaal reageert door van de ene in de andere stand te springen (DOV-1X - Philips HEF4013BP)
3. sandaal bestaande uit een rubberen zool en twee kunstof bandjes over de voet
  • flip·flop
  • [1] van Engels flip-flop, een klanknabootsing van de geluiden van de relais waarmee de schakeling oorspronkelijk werd gerealiseerd
  • [2], tussenwerpsel van Engels flip-flop, overdrachtelijk gebruik [1]
  • [3] van Engels flip-flop, een klanknabootsing van het sloffende geluid waarmee lopen op dit schoeisel gepaard gaat
enkelvoud meervoud
naamwoord flipflop flipflops
verkleinwoord flipflopje flipflopjes

de flipflopv / m

  1. (elektronica) (digitale techniek) schakeling die op een signaal reageert door van de ene in de andere stand te springen, één van de meest elementaire digitale elektronische schakelingen
    • Besturingslogica, adresregisters. cyclusdecoders, klokpulsen, selecteeraansluitingen, gegevensverzamellijnen, statusvraag, drijvertrap, data-interface, conditionele flipflop, multiplexer, stapelwijzer verversingsteller, verversingsversterker. in- en uitvoerbuffers — dit ailes etst men vandaag op een eenvoudig siliciumoxyde () kristal. [1]
  2. (figuurlijk) opeens een opvatting huldigen die tegengesteld is aan de opvatting die tot dan toe gehuldigd werd
    • In Washington wordt er dan ook op gerekend dat de Amerikaanse president snel weer zal moeten overgaan tot waar hij het best in is: een nieuwe flipflop. [2]
  3. (schoeisel) sandaal bestaande uit een rubberen zool en twee bandjes over de voet die vanaf de zijkanten samenkomen tussen de grote teen en de teen ernaast
    • Iemand met flipflops en een joggingbroek zal je in Maastricht niet snel in een restaurant zien. [3]
  • flip-flop (officiële schrijfwijze tot 1996; komt voor in Van Dale's Groot woordenboek van de Nederlandse taal 12e druk, 1992)

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als tussenwerpsel

flipflop

  1. om een omslag aan te geven
    • Vroeger vond ik spinazie stom, maar nu, flipflop, smul ik ervan. [4]
79 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]


flipflop

  1. schrijfwijze voor flip-flop

flipflop

  1. schrijfwijze voor flip-flop