flipper
- flip·per
- Naamwoord van handeling van flippen ?? met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flipper | flippers |
verkleinwoord | flippertje | flippertjes |
de flipper m
- een zwemvin, onderdeel van de snorkeluitrusting of duikuitrusting van een snorkelaar of duiker.
- Voorbeeldzin met het flipper erin.
- bedieningsknop van een flipperkast
vervoeging van |
---|
flipperen |
flipper
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flipperen
- Ik flipper.
- gebiedende wijs van flipperen
- Flipper!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flipperen
- Flipper je?
- Het woord flipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flipper" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
flipper
- (spreektaal) flippen, een 'bad trip' hebben (na inname van drugs) [2]
- (spreektaal) 'm knijpen, in de rats zitten
- «Angelo flippe à mort, il est encore viré!»
- Angelo zit ontzettend in de rats, hij is alweer ontslagen! [2]
- «Angelo flippe à mort, il est encore viré!»