Vrouwtje (links) en mannetje (rechts) van de gewone fazant.
  • fa·zant
enkelvoud meervoud
naamwoord fazant fazanten
verkleinwoord fazantje fazantjes

de fazantm

  1. (hoendervogels) bepaald soort kleurrijke vogel, Phasianus colchicus  
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]