• (IPA in voorbereiding)
  • fa·zan·ten·bes
enkelvoud meervoud
naamwoord fazantenbes fazantenbessen
verkleinwoord fazantenbesje fazantenbesjes

fazantenbes

  1. (bloemplanten) Leycesteria formosa   een struik, die als sierplant wordt gebruikt. De soort komt van nature voor in West-China en de Himalaya. In Nederland is de fazantenbes verwilderd