Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • fa·zan·ten·bes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fazantenbes fazantenbessen
verkleinwoord fazantenbesje fazantenbesjes

Zelfstandig naamwoord

fazantenbes

  1. (bloemplanten) Leycesteria formosa   een struik, die als sierplant wordt gebruikt. De soort komt van nature voor in West-China en de Himalaya. In Nederland is de fazantenbes verwilderd
Synoniemen
Hyperoniemen


Gangbaarheid

Meer informatie