fagot
- fa·got
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘blaasinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- van Italiaans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fagot | fagotten |
verkleinwoord | fagotje | fagotjes |
de fagot m
- (muziekinstrument) een houten blaasinstrument met dubbelriet
1. (muziekinstrument) een houten blaasinstrument met dubbelriet
- Het woord fagot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fagot" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fagot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fagot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
fagot m
- (muziekinstrument) fagot; een houten blaasinstrument met dubbelriet
enkelvoud | meervoud |
---|---|
fagot | fagotes |
fagot m
- IPA: /fagɔt/
- fa·got
- Afgeleid van het Duitse Fagott
- (muziekinstrument) fagot; een houten blaasinstrument met dubbelriet
- «Fagot se skládá ze šesti částí.»
- Een fagot bestaat uit zes delen.
- «Fagot se skládá ze šesti částí.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | fagot | fagoty |
genitief | fagotu | fagotů |
datief | fagotu | fagotům |
accusatief | fagot | fagoty |
vocatief | fagote | fagoty |
locatief | fagotu | fagotech |
instrumentalis | fagotem | fagoty |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)