driehonderdeenenzeventig

       
0 3 7 1
driehonderdeenenzeventig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·een·en·ze·ven·tig

driehonderdeenenzeventig

  1. "371", het getal tussen driehonderdzeventig en driehonderdtweeënzeventig, driehonderd plus eenenzeventig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdeenenzeventig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdeenenzeventig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdeenenzeventig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdeenenzeventig driehonderdeenenzeventigs
verkleinwoord driehonderdeenenzeventigje driehonderdeenenzeventigjes

de driehonderdeenenzeventigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 371 is aangeduid
    • Als jij driehonderdeenenzeventig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdeenenzeventigmv

  1. groep van 371 eenheden
    • Die driehonderdeenenzeventig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.