driehonderdeenennegentig

       
0 3 9 1
driehonderdeenennegentig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·een·en·ne·gen·tig

driehonderdeenennegentig

  1. "391", het getal tussen driehonderdnegentig en driehonderdtweeënnegentig, driehonderd plus eenennegentig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdeenennegentig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdeenennegentig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdeenennegentig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdeenennegentig driehonderdeenennegentigs
verkleinwoord driehonderdeenennegentigje driehonderdeenennegentigjes

de driehonderdeenennegentigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 391 is aangeduid
    • Als jij driehonderdeenennegentig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdeenennegentigmv

  1. groep van 391 eenheden
    • Die driehonderdeenennegentig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.