driehonderdnegentig

Nederlands

       
0 3 9 0
driehonderdnegentig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • drie·hon·derd·ne·gen·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

driehonderdnegentig

  1. "390", het getal tussen driehonderdnegenentachtig en driehonderdeenennegentig, driehonderd plus negentig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdnegentig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdnegentig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdnegentig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdnegentig driehonderdnegentigs
verkleinwoord driehonderdnegentigje driehonderdnegentigjes

Zelfstandig naamwoord

de driehonderdnegentigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 390 is aangeduid
    • Als jij driehonderdnegentig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

driehonderdnegentig mv

  1. groep van 390 eenheden
    • Die driehonderdnegentig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid