driehonderdnegenentachtig

       
0 3 8 9
driehonderdnegenentachtig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·ne·gen·en·tach·tig

driehonderdnegenentachtig

  1. "389", het getal tussen driehonderdachtentachtig en driehonderdnegentig, driehonderd plus negenentachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdnegenentachtig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdnegenentachtig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdnegenentachtig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdnegenentachtig driehonderdnegenentachtigs
verkleinwoord driehonderdnegenentachtigje driehonderdnegenentachtigjes

de driehonderdnegenentachtigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 389 is aangeduid
    • Als jij driehonderdnegenentachtig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdnegenentachtigmv

  1. groep van 389 eenheden
    • Die driehonderdnegenentachtig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.