0 3 0 1
driehonderdeen,
op een abacus
  • drie·hon·derd·een

driehonderdeen

  1. "301", het getal tussen driehonderd en driehonderdtwee, driehonderd plus een
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdeen euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdeen van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdeen" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdeen driehonderdeens
verkleinwoord driehonderdeentje driehonderdeentjes

de driehonderdeenv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 301 is aangeduid
    • Als jij driehonderdeen opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdeenmv

  1. groep van 301 eenheden
    • Die driehonderdeen kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.