• Leenwoord uit het Engels, via de jongerentaal.
  • Eind jaren 1980 en in de jaren 1990 in het bijzonder gebruikt voor uitrusten na het dansen op dancemuziek, in 2000 ook algemener van aard. [1] [2]
  • chill
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen chill chiller chillst
verbogen chille chillere chillste
partitief chills chillers -

chill

  1. (spreektaal) op het gemak, ontspannen
  2. (spreektaal) aangenaam
  3. (spreektaal) oké, goed
  1.   Weblink bron
    Yves van Kempen
    ‘Taal mixen is dope, is basis, is spang’, Straattaal van Amsterdamse jongeren in: Ons Erfdeel, Jaargang 43 (2000), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonkveer, p. 334 op dbnl.org  
  2.   Weblink bron
    René Appel en Rob Schooren
    ‘Hé sma, warr gha jai?’, Straattaal anno 2004 in: Onze Taal  , Jaargang 73 (2004), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 149 op dbnl.org  


vervoeging
onbepaalde wijs to  chill 
he/she/it  chills 
verleden tijd  chilled 
voltooid
deelwoord
 chilled 
onvoltooid
deelwoord
 chilling 
gebiedende wijs  chill 

chill

  1. overgankelijk koelen, afkoelen
  2. ergatief (figuurlijk) zich ontspannen
  3. overgankelijk (figuurlijk) afkoelen, ontmoedigen
  4. overgankelijk (figuurlijk) (spreektaal) bijeenkomen (voor ontspannen vermaak)
  5. overgankelijk (figuurlijk) (spreektaal) (eufemisme) wiet roken
enkelvoud meervoud
chill chills

chill

  1. kilte, koelte
  2. (figuurlijk) afstandelijkheid, gebrek aan vriendelijkheid, koelte
  3. (figuurlijk) plotselinge rilling
  4. (figuurlijk) een gevoel voor wat de trend of in de mode is

chill

  1. (van het weer e.d.) kil [1,3], koel [1]
  2. (figuurlijk) kil [2], afstandelijk, koel [2]
  3. (figuurlijk) ontspannen
  4. (figuurlijk) los in de omgang, niet onnodig gefixeerd op school- of huisregels
  5. (figuurlijk) (informeel) in de mode,  cool bn 
  6. (figuurlijk) (informeel) oké, goed
  • Netflix and chill
(eufemisme) seks bij iemand thuis (oorspronkelijk: een uitnodiging voor een rustig avondje televisiekijken op Netflix)