• chil·len
  • van het Engels 'to chill' afkoelen, eind jaren 1980 en in de jaren 1990 in het bijzonder gebruikt voor uitrusten na het dansen op dancemuziek, zie vindplaats hieronder. In 2000 ook algemener van aard.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
chillen
ˈtʃɪlə(n)
childe
ˈtʃɪldə
gechild
ɣəˈtʃɪlt
zwak -d volledig

chillen

  1. tot rust komen, ontspannen
    • Mamoun wil naar de stad om te chillen. Dat is hangen en kletsen met je vrienden. [1]
     B-boys en fly-girls hebben uren staan chillen op de muziek van Public Enemy, Eric B & Rakim en (om wie het allemaal draaide) L.L. Cool J., de koning van de hip-hop.[2]
99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]
  1. "Chillen" scene uit Sesamstraat (9 juli 2014) NPO; geraadpleegd 2014-12-23
  2.   Weblink bron
    Karin Rijnders
    "De geluidjes van de Hip-Hop in: Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad (26-11-1987), Uitgever De Arbeiderspers, Rotterdam, p. 22. op Delpher.nl  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vervoeging van
chillar

chillen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van chillar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van chillar