Nederlands

 
brandstof in tank
Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·stof
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandstof brandstoffen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brandstofv / m

  1. stof waaruit door middel van verbranding of een ander chemisch proces energie wordt gewonnen
    • Waterstof heeft de toekomst als energiebesparende brandstof. 
    • Voedsel is brandstof voor het lichaam. 
     Hier groote putten van zeer goede koolen , en misschien is 'er geen land in de waereld , daar die brandstof zoo overvloedig valt.[1]
  2. (figuurlijk) stof tot nadenken
     Het was te veel brandstof, vliegtuigbrandstof zou je kunnen zeggen, voor mijn fantasie, wedijverend met mijn vader, de ambassadeur en wedstrijdzwemmer.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Algemeene oefenschoole van konsten en weetenschappen. Tweede afdeeling; behelzende de natuurlyke historie des aardryks.” (1782), Meyer, Pieter (erven) Amsterdam
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be