Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bood·schap·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boodschapper boodschappers
verkleinwoord boodschappertje boodschappertjes

Zelfstandig naamwoord

boodschapper m

  1. (beroep) (verouderd) iets dat, of iemand die berichten overbrengt naar personen die door de afzender niet rechtstreeks aangesproken kunnen worden, of bereikbaar zijn, door afstand, tijdverschil of slechte onderlinge verhoudingen, tegenwoordig zou men zeggen: koerier
    • Wie werd als boodschapper naar het vijandelijke kamp gezonden? 
  2. (religie) islamitische profeet
Opmerkingen
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be