• beurt
enkelvoud meervoud
naamwoord beurt beurten
verkleinwoord beurtje beurtjes

de beurtv / m

  1. gelegenheid of opdracht die bewust telkens aan een andere persoon uit een groep gegeven wordt
    • De spelregels zeggen dat je dan je beurt moet overslaan. 
    • Wacht even, je moet wel op je beurt wachten. 
     Op 5 juli 2017 is het de beurt aan Fabio Aru. De Sardijn ontsnapt op 2,4 kilometer van de finish aan de wurggreep van Team Sky. Maar de verwachting dat hij het Froome in de Tour wel eens moeilijk zou kunnen maken, komt niet uit.[4]
  • om de beurt
    in een telkens herhaalde vaste volgorde
• Bij tennissen heeft iedere speler om de beurt de opslag. 
vervoeging van
beuren

beurt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beuren
    • Jij beurt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beuren
    • Hij beurt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beuren
    • Beurt! 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]