beurt
- beurt
- van Middelnederlands boorte, in de betekenis van ‘geregelde volgorde’ voor het eerst aangetroffen in 1445 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beurt | beurten |
verkleinwoord | beurtje | beurtjes |
- gelegenheid of opdracht die bewust telkens aan een andere persoon uit een groep gegeven wordt
- De spelregels zeggen dat je dan je beurt moet overslaan.
- Wacht even, je moet wel op je beurt wachten.
- ▸ Op 5 juli 2017 is het de beurt aan Fabio Aru. De Sardijn ontsnapt op 2,4 kilometer van de finish aan de wurggreep van Team Sky. Maar de verwachting dat hij het Froome in de Tour wel eens moeilijk zou kunnen maken, komt niet uit.[4]
- om de beurtin een telkens herhaalde vaste volgorde
- • Bij tennissen heeft iedere speler om de beurt de opslag.
1. gelegenheid of opdracht die bewust telkens aan een andere persoon uit en groep gegeven wordt
vervoeging van |
---|
beuren |
beurt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beuren
- Jij beurt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beuren
- Hij beurt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beuren
- Beurt!
- Het woord beurt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beurt" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ beurt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "beurt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be