• beu·ren
  • In de betekenis van ‘tillen’ voor het eerst aangetroffen in 1280 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beuren
beurde
gebeurd
zwak -d volledig

beuren overgankelijk [3] [4]

  1. tillen, opheffen
  2. innen
    • het is betaaldag, mag ik even beuren, heren? 
95 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[5]