verhogen
- ver·ho·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verhogen |
verhoogde |
verhoogd |
zwak -d | volledig |
verhogen
- overgankelijk hoger doen worden
- De regering verhoogde de uitgaven ter stimulering van de economie.
- ▸ De ECB zit daardoor in een spagaat: inflatie beteugelen door de rente te verhogen of een recessie voorkomen door de rente te verlagen.[1]
1. hoger doen worden
de verhogen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord verhoog
- Het woord verhogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verhogen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Euro voor het eerst in twintig jaar precies evenveel waard als dollar” (12 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be