verhoog
- ver·hoog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verhoog | verhogen |
verkleinwoord | verhoogje | verhoogjes |
het verhoog o
- een verhoogde plaats, een podium
- Zij was op het verhoog gaan staan om beter de mensen te kunnen toespreken.
vervoeging van |
---|
verhogen |
verhoog
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhogen
- Ik verhoog.
- gebiedende wijs van verhogen
- Verhoog!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhogen
- Verhoog je?
- Het woord verhoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verhoog" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be