• ver·ho·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord verhoging verhogingen
verkleinwoord verhoginkje verhoginkjes

de verhogingv

  1. een plaats die hoger aangelegd is dan zijn omgeving
    • De rechter zat op een verhoging. 
  2. het hoger maken van een prijs
    • De verhoging van de benzineprijzen hangt onder andere samen met het uitblijven van investeringen in raffinaderijen. 
  3. (medisch) een verhoogde lichaamstemperatuur
    • Hij had een lichte verhoging ten gevolge van een griepje. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be