Nynorsk

Woordafbreking
  • ele·var

Zelfstandig naamwoord

elevar, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van elev


Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
elevar
elevaba
elevado
volledig

Werkwoord

elevar

Woordafbreking
  1. verheffen, opheffen, ophijsen, optillen
    «Elevar la voz.»
    De stem verheffen.
  2. (wiskunde) verheffen (tot een macht)
  3. verhogen, opvoeren
    «Elevar los costos.»
    De kosten doenstijgen.
  4. oprichten
  5. bevorderen (in rang verogen)
  6. indienen, voorleggen
Synoniemen