optillen
- op·til·len
- samenstelling van op bw en tillen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
optillen |
tilde op |
opgetild |
zwak -d | volledig |
optillen
- overgankelijk iets van de grond opheffen
- Hij probeerde zijn zoontje op te tillen, maar ervoer dat de jongen daarvoor al te groot was.
- het hoofd optillen: niet meer naar beneden kijken maar vooruit of omhoog
- Toen tilde hij het hoofd weer op en keek eerst de kring mannen rond en daarna Kleine Woord aan. [1]
1. met spierkracht iets van de grond opheffen
|
- Het woord optillen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "optillen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 32
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be