levantar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
levantar |
levantaba |
levantado |
volledig |
levantar
- le·van·tar
- overgankelijk
- optillen, opheffen, oplichten, omhoogtillen
- «leventar pesas»
- gewichtheffen
- «leventar pesas»
- oprichten, overeind zetten, rechtop zetten
- «leventar el cuello»
- zijn kraag opzetten
- «leventar el cuello»
- stichten, oprichten
- «levantar un club deportivo»
- een sportclub oprichten
- «levantar un club deportivo»
- opwerpen
- «levantar una barricada»
- een barricade opwerpen
- «levantar una barricada»
- opbreken
- «levantar el campamento »
- het kamp opbreken
- «levantar el campamento »
- opheffen (van de zitting)
- «levantar la sesión»
- de zitting opheffen
- «levantar la sesión»
- afruimen
- «levantar la mesa»
- de tafel afruimen
- «levantar la mesa»
- opheffen (van verbod), kwijtschelden (van straf)
- «levantar la prohibición»
- het verbod opheffen
- «levantar la prohibición»
- vrijgeven (van lijk)
- «levantar un cuerpo»
- een lijk vrijgeven
- «levantar un cuerpo»
- opstellen, opmaken (van akte)
- «levantar una acta notarial»
- een notariële akte opstellen
- «levantar una acta notarial»
- opjagen (van wild)
- «levantar la caza»
- het wild opjagen
- «levantar la caza»
- opwekken, uitlokken, oproepen
- «levantar odios»
- haat oproepen
- «levantar odios»
- opbouwen, oprichten, optrekken
- «levantar un edificio»
- een gebouw optrekken
- «levantar un edificio»
- verwijderen
- « levantar un vendaje»
- een verband verwijderen
- « levantar un vendaje»
- veroorzaken
- «levantar una hinchazón»
- een gezwollen plek veroorzaken
- «levantar una hinchazón»
- rekruteren
- couperen, afnemen (van speelkaarten)
- opruien