voorleggen
- Geluid: voorleggen (hulp, bestand)
- voor·leg·gen
- samenstelling van voor en leggen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorleggen |
legde voor |
voorgelegd |
zwak -d | volledig |
voorleggen [1]
- overgankelijk voor iemand neerleggen
- overgankelijk aan iemands oordeel onderwerpen
- Het woord voorleggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorleggen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be