legde voor
- Geluid: legde voor (hulp, bestand)
- leg·de voor
vervoeging van |
---|
voorleggen |
legde voor
- enkelvoud verleden tijd van voorleggen
- Ik legde voor.
- Jij legde voor.
- Hij, zij, het legde voor.
- Ik legde voor.
- Het woord legde voor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.