Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beur·te·lings
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

beurtelings

  1. bij beurten; om en om
     Naast hem bogen vier medewerkers van het hotel zich beurtelings over twee levenloze kinderen.[1]
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen