belegging
- be·leg·ging
- Naamwoord van handeling van beleggen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belegging | beleggingen |
verkleinwoord | belegginkje | belegginkjes |
de belegging v
- (economie) geld besteed aan iets waarvan men verwacht dat het later meer waarde zal hebben
- Hij had zijn geld voorzichtig belegd en was daardoor langzamerhand toch heel rijk geworden.
- aandelenbelegging, dollarbelegging, geldbelegging, halalbelegging, langetermijnbelegging, obligatiebelegging, onroerendgoedbelegging, privébelegging, vastgoedbelegging, wederbelegging
1. geld besteed aan iets waarvan men verwacht dat het later meer waarde zal hebben
- Het woord belegging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belegging" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be