• an·gli·cis·me
  • via Frans anglicisme of direct van Latijn anglicismus, in de betekenis van ‘uit het Engels overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik’ voor het eerst aangetroffen in 1824 met het achtervoegsel -isme [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anglicisme anglicismen
verkleinwoord anglicismetje anglicismetjes

het anglicismeo

  1. (taalkunde) (pejoratief) woord of uitdrukking overgenomen uit het Engels of gevormd naar Engels voorbeeld
[1] benamingen voor barbarismen in het Nederlands:
89 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]


anglicisme v; anglicisme.