vlamisme
- vla·mis·me
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlamisme | vlamismen |
verkleinwoord | - | - |
het vlamisme o
- (taalkunde) (pejoratief) woord of uitdrukking overgenomen uit het Vlaams of gevormd naar Vlaams voorbeeld
- ▸ Vertaalster Majo de Saedeleer is onmiskenbaar een Belgische, wat talloze vlamismen oplevert (“Zoniet, vliegt ze uit tegen mijn vader”), maar dat is tot daar aan toe.[2]
- ▸ ‘Het (gevoel) bruiste en schuimde, het glooide en brandde en schroeide’ (…). Ik kan niet nagaan of dit ‘glooien’ hier een vlamisme is; hier in het Noorden is het in elk geval gespeend van ieder zinsverband, daar het betekent: met een zachte helling aflopen.[3]
[1] benamingen voor barbarismen in het Nederlands:
- Het woord vlamisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marjoleine de Vos“Dagboeken en betoverde bloedworst” (30 juli 1996) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Ontmoeting met Carry van Bruggen in: Spiegel der Letteren., jrg. 9 nr. 3 (1966), De Sikkel, Antwerpen / Martinus Nijhoff, Den Haag, p. 200