alpaca
- al·pa·ca
- v via Spaans alpaca van Aymara allpaqa afgeleid van paqu "geelrood", in de betekenis van ‘hoefdier’ aangetroffen vanaf 1807 [1] [2] [3]
- o [1]: (verkorting) van alpacawol [4]
- o [2]: van de Duitse merknaam "Alpaka"; dit merk, met als logo een alpaca, commercialiseerde als een van de eerste de legering nikkelzilver [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alpaca | alpaca's |
verkleinwoord | alpacaatje | alpacaatjes |
- (evenhoevigen) bepaald soort zoogdier, Vicugna pacos uit Zuid-Amerika uit de familie van de kameelachtigen (Camelidae )
- In het Discovery Channel-programma Dirty Jobs werd er een uitzending gewijd aan de wol van de alpaca.
- ▸ Lama's, alpaca's en vicufia's grazen bij het water.[6]
- wol gemaakt van de vacht van een alpaca
- ▸ Ik trok mijn blauwe alpaca jurk aan.[7]
1. bepaald soort zoogdier Vicugna pacos
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alpaca | - |
verkleinwoord | - | - |
het alpaca o
- licht weefsel, gemaakt uit de wol van alpaca's
- De kledingwinkel verkoopt truien in alpaca.
- (metallurgie) een zilverkleurige metaallegering met als voornaamste bestanddelen koper, nikkel en zink
- Modelspoorbanen bestaan vaak uit alpaca omdat dit metaal goed bestand is tegen roesten, wat de productie van vonken beperkt.
- [2] nikkelzilver
2. zilverkleurige metaallegering
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen |
alpaca
- gemaakt van de de metaallegering alpaca
- Ik heb thuis een set van alpaca kopjes staan.
- argentaan, armeluiszilver, Berlijns zilver, gerozilver, hotelzilver, maillechort, nieuwzilver, nikkelzilver
- Het woord alpaca staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alpaca" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ alpaca op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "alpaca" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Arlen Hoebergen“Gemaakt om te lopen” (2014), Elmar, ISBN 9789038927404
- ↑ Victoria Holt“De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
alpaca v
- IPA: /ælˈpækæ/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
alpaca | alpaca, alpacas |
- Ontleend aan het Spaanse alpaca, dat zelf overgenomen is van het Quechua allpaqa (een afleiding van paqu, «geelrood»).
alpaca
- (evenhoevigen) alpaca (kameelachtig dier).
alpaca
- Ontleend aan het Spaanse alpaca, dat zelf overgenomen is van het Quechua allpaqa (een afleiding van paqu, «geelrood»).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
alpaca | alpaca, alpacas |
alpaca v
- (evenhoevigen) alpaca (kameelachtig dier).
- alpaca (metaallegering).
- [2] prata alemã
- Ontleend aan het Spaanse alpaca, dat zelf overgenomen is van het Quechua allpaqa (een afleiding van paqu, «geelrood»).
alpaca v
- (evenhoevigen) alpaca (kameelachtig dier).
- alpaca (metaallegering).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
alpaca | alpacas |
alpaca v
- (evenhoevigen) alpaca (in alle betekenissen).
- hooibaal
- alpaca in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española