Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·pa·ca
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alpaca alpaca's
verkleinwoord alpacaatje alpacaatjes

Zelfstandig naamwoord

de alpacav

  1. (evenhoevigen) bepaald soort zoogdier, Vicugna pacos   uit Zuid-Amerika uit de familie van de kameelachtigen (Camelidae  )
    • In het Discovery Channel-programma Dirty Jobs werd er een uitzending gewijd aan de wol van de alpaca. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord alpaca -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het alpacao

  1. licht weefsel, gemaakt uit de wol van alpaca's
    • De kledingwinkel verkoopt truien in alpaca. 
  2. (metallurgie) een zilverkleurige metaallegering met als voornaamste bestanddelen koper, nikkel en zink
    • Modelspoorbanen bestaan vaak uit alpaca omdat dit metaal goed bestand is tegen roesten, wat de productie van vonken beperkt. 
Synoniemen
Vertalingen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

alpaca

  1. gemaakt van de de metaallegering alpaca
    • Ik heb thuis een set van alpaca kopjes staan. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Catalaans

Zelfstandig naamwoord

alpaca v

  1. (evenhoevigen) alpaca


Engels

Uitspraak
  • IPA: /ælˈpækæ/
enkelvoud meervoud
alpaca alpaca, alpacas
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Spaanse alpaca, dat zelf overgenomen is van het Quechua allpaqa (een afleiding van paqu, «geelrood»).

Zelfstandig naamwoord

alpaca

  1. (evenhoevigen) alpaca (kameelachtig dier).


Interlingua

Zelfstandig naamwoord

alpaca

  1. (evenhoevigen) alpaca


Portugees

Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Spaanse alpaca, dat zelf overgenomen is van het Quechua allpaqa (een afleiding van paqu, «geelrood»).
enkelvoud meervoud
alpaca alpaca, alpacas

Zelfstandig naamwoord

alpaca v

  1. (evenhoevigen) alpaca (kameelachtig dier).
  2. alpaca (metaallegering).
Synoniemen


Roemeens

Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Spaanse alpaca, dat zelf overgenomen is van het Quechua allpaqa (een afleiding van paqu, «geelrood»).

Zelfstandig naamwoord

alpaca v

  1. (evenhoevigen) alpaca (kameelachtig dier).
  2. alpaca (metaallegering).


Spaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Quechua allpaqa (een afleiding van paqu, «geelrood»).
enkelvoud meervoud
alpaca alpacas

Zelfstandig naamwoord

alpaca v

  1. (evenhoevigen) alpaca (in alle betekenissen).
  2. hooibaal
Synoniemen

Verwijzingen