acteur
- ac·teur
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toneelspeler’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 [1]
- Naamwoord van handeling van acteren met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | acteur | acteurs |
verkleinwoord | acteurtje | acteurtjes |
de acteur m
- (beroep) persoon die een personage uitbeeldt in een verhaal of rollenspel, toneelspeler, iemand die acteert
- Deze bekende acteur speelde al in vijftig toneelstukken.
- ▸ Er waren momenten dat acteren slechts aan acteurs voorbehouden was.[3]
1. persoon
- Het woord acteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "acteur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "acteur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ acteur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ac·teur