Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·deel·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aandeelhouder aandeelhouders
verkleinwoord aandeelhoudertje aandeelhoudertjes

Zelfstandig naamwoord

de aandeelhouderm

  1. (financieel) een houder van één of meer bewijzen van aandeel
    • De aandeelhouders werden erg zenuwachtig over een mogelijk naderende beurskrach. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be