• aan·deel·hou·der
enkelvoud meervoud
naamwoord aandeelhouder aandeelhouders
verkleinwoord aandeelhoudertje aandeelhoudertjes

de aandeelhouderm

  1. (financieel) een houder van één of meer bewijzen van aandeel
    • De aandeelhouders werden erg zenuwachtig over een mogelijk naderende beurskrach. 
     Nadat ik mijn verhaal had gedaan, vertelde Tom dat hij heeft ontdekt dat de vijf procent van het verkoopbedrag van iedere vervalsing naar een Zwitserse GmbH ging waarvan Heinz Kramm nog steeds enig aandeelhouder is.[1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]