aandeelhoudersdividend

  • aan·deel·hou·ders·di·vi·dend
enkelvoud meervoud
naamwoord aandeelhoudersdividend aandeelhoudersdividenden
verkleinwoord

het aandeelhoudersdividendo

  1. (financieel) winstuitkering aan de aandeelhouders van een onderneming
     Een centraal punt in het geschil is de eis van de vakbond om 1% van het aandeelhoudersdividend van de mijn te verdelen onder de werknemers, wat neerkomt op ongeveer $35.000 per werknemer.[1]
     Uit de jurisprudentie zijn bekend de gevallen van obligaties, waarop naast 4 % rente 10 % van de exploitatiewinst werd uitgekeerd, van obligaties, waarop naast 4 % rente evenveel percenten zouden worden uitgekeerd, als de aandeelhouders boven de vier percenten zouden ontvangen en van obligaties, waarop een gelijk percentage aan rente zou worden betaald, als het aandeelhoudersdividend zou bedragen.[2]
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Ahmed Abdulazez Abdulkadir
    “Vakbondsstaking Escondida bedreigt koperproductie” (14 augustus 2024) op investing.com
  2.   Weblink bron
    Soest, A.J. van & Peeters, J.B.J.
    “Inleiding tot de kennis van de inkomsten-, vermogens- en vennootschapsbelasting (in het bijzonder ten behoeve van het notarieel examen)” (1944), S. Gouda Quint/D. Brouwer en zoon, Arnhem, p. 257