zeeschuim
![]() |
- zee·schuim
- samenstelling van zee en schuim
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeeschuim | - |
verkleinwoord | - | - |
het zeeschuim o
- de luchtige massa die bij heftige beweging van zeewatergolven ontstaat
- Op het strand ligt na een storm vaak een flinke hoeveelheid zeeschuim.
-
[1] Zeeschuim.
-
Zeeschuim op het strand
- (koppotigen), (figuurlijk) de inwendige schelp van een zeekat (een tienarmige inktvis), die onder meer op het Noordzeestrand wordt aangetroffen en die enige gelijkenis vertoond met een vlok #1
- Een stuk zeeschuim wordt soms gebruikt als bron van kalk in vogelkooien.
- (plantkunde) Teloxys aristata, een plantje uit de amarantenfamilie dat wel gebruikt wordt als miniatuurboompje bij modelspoorbanen
- [1] gist, luchtbel, schuimgebak, schuimkraag, schuimrubber, scheerschuim, sop, spons
- [2] rugschild, schelp, schulp, skelet, slakkenhuis
1. de luchtige massa die bij heftige beweging van zeewatergolven ontstaat
2. (metaforisch) de inwendige schelp van een zeekat (een tienarmige inktvis)
3. Teloxys aristata, een plantje uit de amarantenfamilie dat wel gebruikt wordt...
|
- Het woord zeeschuim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeeschuim" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be