schulp
- schulp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schulp | schulpen |
verkleinwoord | schulpje | schulpjes |
de schulp v
- schelp
- de slak trok zich in zijn schulp terug.
- in je schulp kruipen : verlegen worden
- iemand uit zijn schulp lokken : zorgen dat iemand minder verlegen (of voorzichtig) wordt
- uit je schulp kruipen : jezelf openen opstellen, minder verlegen zijn
vervoeging van |
---|
schulpen |
schulp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schulpen
- Ik schulp.
- gebiedende wijs van schulpen
- Schulp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schulpen
- Schulp je?
- Het woord schulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schulp" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schulp" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schulp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be