• schuim·rub·ber
enkelvoud meervoud
naamwoord schuimrubber schuimrubbers
verkleinwoord - -

schuimrubber m / o

  1. (scheikunde) schuimachtig rubberproduct oorspronkelijk een natuurproduct (latex), ook langs chemische weg vervaardigd uit nafta
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

schuimrubber

  1. gemaakt van schuimrubber [2]
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]