welvoeglijk
- Geluid: welvoeglijk (hulp, bestand)
- wel·voeg·lijk
- samenstelling van wel bw en voeglijk bn
- Samenstellende afleiding van wel en de stam van voegen met het achtervoegsel -lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | welvoeglijk | welvoeglijker | welvoeglijkst |
verbogen | welvoeglijke | welvoeglijkere | welvoeglijkste |
partitief | welvoeglijks | welvoeglijkers | - |
welvoeglijk [1]
- met de goede zeden in overeenstemming zijnd
- Uit de ongekende hausse aan reacties op mijn vraag van gisteren over vrijpostige aanspreekvormen, afstandelijkheid en welvoeglijkheid blijkt dat veruit de meeste lezers zich er behóórlijk boos over maken door allerlei snotapen met je en jou te worden aangesproken. Alsof ze nog met die pummels hadden geknikkerd. Ga manieren leren[2]
- Die bevoogdingsdrang houdt lang stand. Kamperen en overnachten in 'kamphutjes'wordt snel populair, maar staat decennialang onder toezicht. De door rijksoverheid, kerken en bedrijfstak gereguleerde 'opvoedkampen'verbieden alcohol, transistorradio's en 'redevoeringen'. Ongehuwde stellen worden gescheiden, kleding moet 'welvoeglijk'zijn.[3]
- passend, fatsoenlijk , elegant, deftig, beschaafd, gracieus, netjes, betamelijk, decent, kies
- Het woord welvoeglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "welvoeglijk" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf MARGO STOLS 25 jul. 2012
- ↑ Volkskrant Catharina Overdijk 31 oktober 2015,
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be