Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·schaafd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbeschaafd onbeschaafder onbeschaafdst
verbogen onbeschaafde onbeschaafdere onbeschaafdste
partitief onbeschaafds onbeschaafders -

Bijvoeglijk naamwoord

onbeschaafd [1]

  1. geen goede opvoeding of opleiding genoten hebbend
    • Tot slot nog een hartenkreet over het Van Dale-woord van het jaar 2016: treitervlogger. Laten we dit woord maar heel snel vergeten, schreef iemand, want het beschrijft een onbeschaafd en irritant verschijnsel dat het best zo weinig mogelijk navolging kan krijgen. Nagellakactie was mooier geweest. [2] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen