platvloers
- Geluid: platvloers (hulp, bestand)
- IPA: /plɑt.flurs/
- plat·vloers
- In de betekenis van ‘triviaal’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
- Samenstellende afleiding van plat en vloer met het achtervoegsel -s
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | platvloers | platvloerser | platvloerst |
verbogen | platvloerse | platvloersere | platvloerste |
partitief | platvloers | platvloersers | - |
platvloers
- laag bij de grond, onbeschaafd, vulgair
- Het woord platvloers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "platvloers" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "platvloers" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be