• aso·ci·aal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen asociaal asocialer asociaalst
verbogen asociale asocialere asociaalste
partitief asociaals asocialers -

asociaal

  1. zonder sociaal besef, onaangepast
    • Bij asociaal gedrag denken we vaak aan mensen aan de onderkant van de samenleving maar er zijn genoeg rijke mensen die, bijvoorbeeld in het verkeer, heel asociaal gedrag vertonen. 
     Sommige mensen reageerden vóór mijn vertrek erg fel en afkeurend op mijn beslissing om mijn gezin zo lang achter te laten. Het waren vooral alfatypes die mij verweten egoïstisch en asociaal te zijn. Natuurlijk kwam dit bij mij hard aan en ik heb lang over hun opmerkingen nagedacht tijdens het lopen.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord asociaal asocialen
verkleinwoord

de asociaalv / m

  1. mensen die niet aangepast zijn maar wel hinderlijk
    • De zwerver is een typische asociaal. 
97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be