• so·ci·aal
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘maatschappelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1]
  • met het voorvoegsel socio- en met het achtervoegsel -aal [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen sociaalsocialersociaalst
verbogen socialesocialeresociaalste
partitief sociaalssocialers-

sociaal

  1. betrekking hebbend op de menselijke samenleving
    • Hij heeft een grote sociale achterstand. 
  2. geneigd om in groepen te leven
    • Dat is een erg sociaal dier. 
  3. gevoel hebbend voor de nood van de medeleden van de samenleving
    • Daar voel ik mij sociaal bewogen bij. 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]