passend
- pas·send
vervoeging van: | passen |
verbogen vorm: | passende |
passend
- onvoltooid deelwoord van passen
- bijwoordelijk gebruikt
- Wij zijn op zoek naar geschikte mensen, passend in ons team.
- Al passend en metend kwamen we erachter dat er niets van klopt.
- attributief gebruikt:
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | passend | passender | passendst |
verbogen | passende | passendere | passendste |
partitief | passends | passenders | - |
passend [1]
- geschikt voor iets of iemand
- zo zijnde als het hoort
- Het was een dramatisch en passend slot van het seizoen.
- Een goed passende schoen is essentieel.
- adequaat, betamelijk, doelmatig, gemakkelijk, gepast, geschikt, overeenkomend, overeenstemmend, toepasselijk
1.
- Het woord passend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "passend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be