Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·pas·se·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen toepasselijk toepasselijker toepasselijkst
verbogen toepasselijke toepasselijkere toepasselijkste
partitief toepasselijks toepasselijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

toepasselijk

  1. dat wat er goed bij hoort of op van toepassing is
    • Hij weet altijd wel enige toepasselijke woorden te vinden. 
     Ze heette heel toepasselijk Jetfighter en alle standaardvragen passeerden de revue: ‘waar kom je vandaan’, ‘wanneer ben je begonnen?’ en ‘hoeveel liter neem je mee?’.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be