0 5 0 1
vijfhonderdeen,
op een abacus
  • vijf·hon·derd·een

vijfhonderdeen

  1. "501", het getal tussen vijfhonderd en vijfhonderdtwee, vijfhonderd plus een
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vijfhonderdeen euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vijfhonderdeen van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vijfhonderdeen" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vijfhonderdeen vijfhonderdeens
verkleinwoord vijfhonderdeentje vijfhonderdeentjes

de vijfhonderdeenv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 501 is aangeduid
    • Als jij vijfhonderdeen opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vijfhonderdeenmv

  1. groep van 501 eenheden
    • Die vijfhonderdeen kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.