vierhonderdeenentwintig

       
0 4 2 1
vierhonderdeenentwintig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·een·en·twin·tig

vierhonderdeenentwintig

  1. "421", het getal tussen vierhonderdtwintig en vierhonderdtweeëntwintig, vierhonderd plus eenentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdeenentwintig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdeenentwintig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdeenentwintig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdeenentwintig vierhonderdeenentwintigs
verkleinwoord vierhonderdeenentwintigje vierhonderdeenentwintigjes

de vierhonderdeenentwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 421 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdeenentwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdeenentwintigmv

  1. groep van 421 eenheden
    • Die vierhonderdeenentwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.